Mompelend hoor ik hem zeggen dat het wel allemaal mooi is. Ik stel mij voor en ik krijg een stevige handdruk. ‘Loop je met mij mee?’ vraag ik hem. En samen lopen wij naar het woonerf waar hij gaat wonen. Zijn familie loopt achter hem. Hij praat volop en zo leer ik hem een beetje kennen.
Het is altijd spannend, een eerste dag. Voor de bewoner, voor de familie, maar ook voor het personeel. Je weet immers niet wie er binnenkomt. Over het algemeen begrijpt de bewoner meestal niet wat er gebeurt en kan meestal niet goed uitleggen wat er in hem of haar omgaat. Bij familie is het wisselend; de een is er rustig en kalm onder, de ander erg emotioneel. Je past je aan, aan hoe de situatie is, hoe de situatie voelt en hoe de bewoner en familie is. Wat altijd wel komt is het afscheid en dat vind ik nog steeds lastig. Familie gaat weg, maar de bewoner blijft. De een gaat rustig weg en de bewoner blijft er rustig onder, maar vaak genoeg maak je mee dat de bewoner niet begrijpt wat er gebeurt en niet begrijpt dat hij of zij moet blijven en iedereen weggaat. Afleiden, vragen beantwoorden zo goed als je kan en toch een gevoel van veiligheid en geborgenheid geven is dan het enige wat je kan doen.
En ik zeg altijd tegen een collega die de avonddienst draait; bel mij alsjeblieft als iets niet duidelijk is, samen komen we er makkelijker aan uit.
In de avond gaat mijn telefoon. Meneer is van slag en snapt niet goed wat er aan de hand is. Hij wil niet horen dat hij blijft slapen en wil zijn vrouw zien. Meerdere collega’s proberen het, maar meneer blijft zoekende.
Mijn collega geeft aan dat de onrust op de woning op het toppunt zit. ‘Ik weet het even niet, Evelien. Allen zijn ze onrustig, meneer ook en ik kan hem nu niet hetgeen geven wat ik hem wil bieden; even tijd met hem alleen.’
Ik besluit om toch even die kant op te gaan. Bij binnenkomst zie ik hem al lopen. Roepend, vragend wie hem kan helpen. Ik loop naar hem toe en als ik oogcontact heb, zegt hij: ‘ik ken jou, toch?’
‘Ja zeker kennen wij elkaar.’ En ik besluit met hem even een stukje te gaan wandelen. Hij vraagt van alles en ik geef overal antwoord op; waarom hij niet naar zijn vrouw kan, waarom hij hier is en wat er gaat gebeuren. Hij blijft een tijdje bij ons wonen, zodat zijn vrouw even kan bijkomen en hij ook. Het is niet omdat ze niet meer van je houdt, ze houdt heel veel van je, daarom wil ze je rust bieden. Je slaapt vannacht in je eigen kamer en ik blijf bij je totdat je slaapt.
‘Dan wil ik wel naar bed, ik ben zo moe.’
Zonder woorden kleed ik hem om, af en toe geeft hij aan wat hij wil en uiteindelijk ligt hij in bed. ‘Je blijft bij mij toch?’
‘Net zo lang totdat je slaapt’ en ik pak zijn hand vast.
Gisterenavond bleef ik ook bij hem. Na de avondzorg pakte ik zijn hand vast en praatte nog zachtjes tegen hem. Ik vertelde hem over onze eerste ontmoeting en dat ik trots op hem ben.
Vanochtend is hij rustig heengegaan. Hij heeft zijn verdiende rust gevonden.
Evelien Heck, verpleegkundige in opleiding bij Groenhuysen, schrijft over haar ervaringen. De mooie lichtpuntjes van werken in de zorg.