Op de Dag van de Levensvragen staan we stil bij vragen over de zin van het leven. Ze helpen ons om te reflecteren. Zeker in de laatste fase van het leven, zijn dit zeer waardevolle vragen en gesprekken.
Aleksandra Gwizdz, geestelijk verzorger bij Groenhuysen ging in gesprek met Yvonne Raats (links op de foto) en Madeleine Timmermann (rechts). ‘Het zit een beetje bij iedereen. Het is precies wat bij mens zijn hoort’
Hoelang werken jullie als geestelijk verzorger en wat was jullie beweegreden om voor dit vak te kiezen?
Yvonne: Ik ben nog maar heel kort geestelijk verzorger en ben werkzaam sinds 2019. Wat is er mooi aan dit vak? Sowieso de verdieping, die onderlaag die onder de vraag zit is mooi. Ieder zijn levensverhaal. Waar komt iemand zijn bed voor uit. Ik hou van verhalen, om ze te horen, maar ook om ze te vertellen. En om mensen te leren kennen, kijken of ik een beetje met hen mee kan roeien in het leven. Dat is misschien ook de drijfveer.
En is dat anders dan wat je daarvoor hebt gedaan?
Ik was daarvoor ooit secretaresse op een notariskantoor en dus met notariële schriften bezig. Daarna ben ik peuterleidster geweest en ook nog even coördinator van een ontmoetingshuis. Ergens zit dat altijd in verhalen, een beetje meegroeien met mensen, met kinderen.
Madeleine: Ik werk nu als geestelijk verzorger bij Groenhuysen voor dik 10 jaar. Het past echt in de rode draad in mijn leven dat ik graag mensen ontmoet. Verwondering is mijn kernwoord. Vanuit de oorsprong ben ik verpleegkundige. Ik ben later theologie gaan studeren en heb in die zin niet heel erg bewust gekozen voor het vak geestelijk verzorging. Ik ben er eigenlijk een beetje ingerold, omdat ik ook heel graag wil dat zingeving en levensvragen er vanuit verpleging en verzorging gewoon bij horen. Dat je daar eigenlijk niet een aparte geestelijk verzorger voor nodig hebt. Ik vind wel dat geestelijk verzorgers moeten helpen om de zingevingsvragen, ethische vragen en rituelen meer tot de alledaagse zorg te laten behoren, vanuit de expertise die nodig is. In die zin is het wel bijzonder en mooi om mensen te ontmoeten in de kwetsbare fase van hun leven. Mensen met vaak heel veel levenservaring en dan een stukje met hen mee te lopen.
Hoe breng je dat stukje zingeving dichterbij de zorgverleners?
Madeleine: Ik denk op verschillende manieren. Voordoen, dat is de eerste, dus zelf het werk doen in ontmoeting met anderen. Door er bijvoorbeeld over te rapporteren op de manier dat zij denken ‘oh dat is interessant’ , ‘oh dat doet er toe’. Maar ook aansluiten bij MDO waarbij je ook de andere type vragen kan stellen, de trage vragen. De kansen grijpen die er zijn als er ergens bijvoorbeeld behoefte is aan een ritueel en dit ook dan met enthousiasme doen.
En via voordrachten en workshops die je ook geeft?
Yvonne: Maar het is niet alleen aan ons, dat zeg je zo mooi, de zingeving. Natuurlijk hebben wij onze expertise daarin maar zingeving ligt bij alles, bij iedereen.
Madeleine: Dat maakt het ook een stukje ingewikkeld aan ons vak. Het zit een beetje bij iedereen. Het is precies wat bij mens zijn hoort. Alleen omdat dit in onze samenleving en in onze tijd eigenlijk niet zo geëxploreerd is, hebben wij wel een functie daarin die je niet kan missen omdat het anders helemaal zou verdampen. Het is ook veel meer sensibel maken, mensen bewust maken daarvan, veel meer bekrachtigen van wat zij al doen. Daar zit het eigenlijk in.
Yvonne: Zodra je hen er op wijst dat zij het ook goed doen, dat iedereen in feite die vragen gewoon stelt, zonder het eigenlijk door te hebben.
Madeleine: En dan ook zeggen dat dit best bijzonder is wat je doet. Hier raak je diepere mens zijn.
Hoe bied je troost als er geen antwoorden of oplossingen zijn? Hoe geef je zin?
Yvonne: Samen gewoon in de put zitten. Laten zien dat je er bent. Wij hoeven het niet altijd aan te dragen of op te lossen. Het is niet altijd oplosbaar voor de ander. Maar wel dat je er mag zijn in dat verdriet en dat ook samen mag dragen.
Madeleine: Ik ben het er helemaal mee eens. Het is denk ik de erkenning , dus dat je erkenning geeft aan verdriet. Dat is wel een beetje tegendraads tegen de samenleving waar iedereen gelukkig moet zijn en waar het allemaal maakbaar is. Dat is helemaal niet zo. Dat is een illusie. En dan krijg je toch machteloosheid, uitingen van machteloosheid, van niks kunnen doen. Juist er zijn en dan niet gewoon alleen er zijn, maar er zijn op de manier die de ander goed doet. Dat je de ander ziet in zijn verdriet en gelijk ook dubbele spoor erbij te zetten van waar zit de kracht van iemand, waar kun je zin niet geven maar misschien vinden. Herkenning, erkenning, daarbij hoort het kennen van mensen. Van de mens in zijn biografie, in zijn levensverhaal. Daar kun je samen zijn. Ook al is er niets, dan is er samen zijn van waarde.
Luisteren in jullie beroep is wel heel belangrijk. Wat betekent dat jullie kunnen luisteren in jullie werk?
Yvonne: Het zit misschien in dat wat verteld wordt. Dat wat verteld wordt heeft waarde. In het levensverhaal van de ander of juist in wat er niet verteld wordt kan je wel dingen horen die misschien niet eens gezegd zijn maar waarnaar je zou kunnen vragen. Of je kan verifiëren of het klopt dat je iemand iets hoort zeggen. Of een terugkomend iets wat in het verhaal toch belangrijk is, waardoor je merkt dat dat betekenisvol is in dat verhaal. Je moet goed de ander kennen of echt horen wat er verteld wordt.
Madeleine: Soms kun je dan dingen of bepaalde diep weggestopte ervaringen of emoties bij mensen ‘losluisteren’. Dingen die mensen nog amper zelf wisten of zelf konden verwoorden. Terugkijken naar het leven maakt dat mensen dat stukje gaan ordenen en ook gaan wegen wat goede dingen waren, waar zij trots op zijn, waar zij dankbaar voor zijn en daar tegenover ook de mindere dingen. Je helpt in die zin met het maken van een soort tussenstand of eindstand opmaken van het leven. Ieder op zijn eigen manier, de manier die bij hen past. Het gaat vaak over fragmenten. Het gaat niet over massale dingen, meer over kleine dingen die oplopen maar die dan heel belangrijk zijn.
Dus in die zin maakt luisteren het verschil?
Madeleine: Ja, omdat luisteren goed doet. Als er iemand echt naar je luistert, dat je gehoord wordt, dat is een ethische categorie. Het is ook nog het behulpzaam zijn, bij het zelf vinden van wat nog ergens diep van binnen in chaos is of verstopt zit in hen. En wat zij soms met heel veel blijde verwondering zelf ontdekken. Bijvoorbeeld iemand die zei ‘oh ik heb na heel lang denken, me toch afgevraagd wat de zin van mijn leven is geweest’. Uiteindelijk kwam door te luisteren en door het stellen van bepaalde vragen met brede glimlach zijn conclusie: ‘Ik heb Nederland veiliger gemaakt, want ik heb voor de dijkbescherming gewerkt’. Dat heeft hij bij zichzelf nooit eerder zo gezien. Hij kon met een soort afstandje zien wat hij daar zelf aan betekenis aan kon geven. Dit deed hem heel goed.
Luisteren is wel ontzettend moeilijk, open luisteren. Zeker als je iets van mensen wil, dan luister je helemaal niet open. Je luistert gericht naar wat je van ze wil of wat je van ze wil horen of wat je goed uitkomt. Het is een oefening om dit goed te kunnen doen.
Yvonne: Ja, omdat je altijd een interpretatie hebt dus je moet ook proberen dit niet te doen.
Madeleine: Je kan natuurlijk niet los van jezelf luisteren, maar het is daar bewust van te zijn en daarop kunnen reflecteren. Dat is denk ik wat de kunst van ons vak is.
Met welke vragen komen mensen bij jullie terecht? Wat zijn de levensvragen?
Yvonne: In de eerstelijnszorg hoor ik vaak mensen vragen :‘Waaraan heb ik dit verdiend?’, dat dat ook een vraag is die zo oploopt in het eerste gesprek van mensen. Als je daarover praat komen zij zelf tot conclusie dat dit geen verdienste is, maar iets wat hen toegevallen is. Daar zit geen oordeel aan. Daarna komen de verhalen en dat vind ik het mooiste van de eerstelijn. Maar dit merk ik ook hier in onze woonlocaties, de vraag waarom. Is dit de verkeerde vraag? Ik weet het niet. Maar het komt wel op en mensen komen daar zelf doorheen door hun verhalen die troostend kunnen zijn of niet. Daarbij te kunnen zijn en samen te zoeken naar waar zij kracht uit kunnen halen. Soms in een religie voor sommige groepen, soms in een ander soort ritueel. Dat is wat je tegenkomt in levensvragen. Wat wij doen is geen hocus pocus.
Madeleine: Wij bieden dan ook geen antwoord. Dat is wat specifiek is en levensvragen onderscheidt van andere types vragen. Daar is eigenlijk geen antwoord. Het gaat nu over het stellen van een vraag en het verkennen van wat er gebeurt als je die vraag durft te stellen. Dan kom je in het domein van filosofie, verwondering, van de mythologie, de religies, de levensbeschouwingen. Het is meer het samen zoeken naar wat de goede vragen zijn, dan met een pakketje van kant en klaar antwoorden te komen. Dus levensvragen zijn nooit de vragen naar de feiten, het zijn vragen naar de betekenis en worden altijd gesteld rondom grote levensmomenten, scharniermomenten, als het om leven en dood gaat. In ons vak gaat het altijd aan het einde van het leven over de eindigheid, afhankelijk worden, over de regie verliezen, over afscheid nemen, altijd rondom verlies. Dat zijn de grootste clusters levensvragen die wij in de ouderenzorg, maar ook in de eerstelijnszorg tegenkomen omdat dat ook de 50+ doelgroep is. Je kan natuurlijk de levensvragen ook in het begin van het leven vinden. Rondom geboorte, de blije vragen misschien wel, maar ook de vragen waar verdriet zit. Niet alles is maakbaar en niet op alles heb je grip. Daar zit de ruimte voor de levensvragen. Ik denk dat er in de dagelijkse ouderenzorgpraktijk ook wat kleinere levensvragen zijn. Wat is de zin van de dag, wat heeft nog waarde in het leven van vandaag, en dat kan om hele kleine dingen gaan. Eerstelijn kenmerkt zich meer door existentiële grotere vragen, maar ook heel veel rouwondersteuning. Mensen die zich opnieuw moeten uitvinden in hun situatie en daar een steuntje in de rug bij kunnen gebruiken. Of mensen die worstelen met de zin van hun eigen leven of hoe zij het einde daarom willen doordenken of willen zien, of ook soms echt zeggen dat zij dankbaar en tevreden zijn over hun leven en het is goed zo. En wat betekent dat dan voor de kinderen of voor anderen? Dat doet eigenlijk heel veel in de eerstelijn.
Is er een bepaalde levensvraag die voor jullie persoonlijk een rol speelde en waarmee jullie bezig waren in jullie leven?
Madeleine: Ik nu wel. Overgang is nu voor mij een thema en dat is overgang in alle facetten, lichamelijk maar ook de kinderen uit huis, dus echt opnieuw een existentiële vraag wat nu. Ook voelen dat er misschien niet meer zoveel tijd is en wat wil je nou echt, waar komt dit nou op neer. Meer bezinning, vertragen, herkauwen, dat wordt nu mijn nieuwe horizon. Als ik terugkijk denk ik dat ik de geboorte van mijn dochters nooit als vanzelfsprekend heb gevonden.
Yvonne: Bij mij is het meer ‘ik zie het wel’. Het komt zoals het komt. Het moet wel vanuit jezelf komen, maar zeker beseffen dat het leven niet maakbaar is. Met verwondering toch iedere keer zien wat het leven brengt. Het leven is iets tussen verschrikking en verwondering zeg ik altijd. Ups en downs en heb je dat te accepteren? Ja…ik denk van wel. Die weg is er en die bewandel ik. Als wij dat over roeien hebben, ik roei wel en met de riemen die ik heb. Het hoeft niet altijd meer omdat ik weet dat dat zinkt. Ik verwonder mij erin wat het leven brengt.
Waarom denken jullie dat de aandacht voor de spirituele kant van de mens even belangrijk is als de aandacht voor fysieke, psychische en sociale kant van de mens? Wat is deze spirituele dimensie eigenlijk?
Madeleine: Dat is wel een pittige vraag.
Yvonne: Voor mij gaat het over holistisch zijn van de mens. Het ene kan niet zonder het andere en het andere kan niet zonder het ene.
Madeleine: Afhankelijk van de situatie of fase staat het ene meer op de voorgrond dan in een ander moment in je leven. Ik denk niet dat dat altijd precies gelijk oploopt.
Yvonne: Ik denk het ook niet. Omdat de zin om uit bed te gaan misschien wel groter is dan dat kan of niet kan. Dus als je het hebt over markeerpunten op moment dat je daar zin in hebt, maar het lukt je niet, dan word je wel teruggeworpen op jezelf en wat dan en hoe nu. Waar hoop je dan op en wat geeft je dan zin om door te gaan? Waar geloof je dan in? Ergens wil je de krachtbronnen vinden.
Madeleine: Het moeilijke in de Nederlandse taal is dat de spiritualiteit een containerbegrip is. Waardoor mensen dit vaak zweverig invullen. Vandaar dat de richtlijn spiritualiteit in de palliatieve zorg zich heeft vernaamd zeg maar in richtlijn ‘’zingeving en spiritualiteit’’. Het is niet voor niks dat die zingeving erbij gekomen is om meer te duiden wat precies de bedoeling is. Ik had eens een stagiaire en die was aanwezig bij het MDO en zei, dat hier wel vaak over obstipatie gepraat werd. Toen zei ik, weet je als je niet naar de wc kunt dan gaat dat voor. En dan pas komt er weer ruimte om de vragen naar betekenis te stellen. Want het lichaam kan natuurlijk heel veel ruimte innemen. En andersom. Je kan niet overlijden zonder je lichaam. Het is wel differentieerbaar maar niet uiteen te leggen. Dus dat is toch een holistisch mensbeeld. Dat je ook niet afgesneden bent van het web mensen waarin je zit. Dat is dan die sociologische kant. De psychologische kant vind ik altijd het moeilijkste. Psychologie en geestelijke verzorging raakt elkaar of vult elkaar aan. Aan de ene kant is het wel duidelijk. Aan onze kant heb je de rituelen en ethiek, aan de andere kant heb je de cognitieve testen. Dat is allemaal wel helder, maar daar ergens ontmoet het elkaar in de vraag hoe het met iemand gaat. Zelf weet ik bijvoorbeeld niet altijd zo goed of angst per definitie bij psychologie hoort. Wel als het gaat om iets in therapie te doen en dat is iets wat wij niet doen. Maar angst heeft ook een existentiële laag. Ik zou eigenlijk hopen dat die twee expertises bij elkaar komen.
Vanuit de overheid is er een boost gekomen om geestelijke verzorging thuis aan te bieden. Het leek eerst proef voor een jaar, maar het word nu toch wel tien jaar een soort proef, voordat het weer bekeken word en het structureel een plek kan krijgen. Het idee is dat met het wegvallen van kerken en gemeenschappen, mensen de plekken waar zij de levensvragen kunnen stellen en zich gehoord voelen verloren hebben. De geestelijk verzorgers waren intramuraal voor die vragen, maar er werd gedacht dat er ook in de eerste lijn misschien behoefte aan is. Landelijk zijn er daardoor in Nederland centra voor levensvragen opgericht waar geestelijk verzorgers actief zijn. Het is laagdrempelig en een doorverwijzing hebben mensen niet nodig. Het mag wel bijvoorbeeld via de huisarts, maar het mogen ook mensen zelf zijn of de buurvrouw of familie die naar het centrum voor levensvragen belt. Tot nu toe is het erg laagdrempelig. Je moet wel 50+ zijn. Verder zijn er geen voorwaarden aan gebonden. De vraag moet wel aansluiten binnen de competenties van de geestelijk verzorger. De geestelijk verzorgers die voor de eerste lijn werken zijn aangesloten bij de kwaliteitsregister wat de waarborg is voor de kwaliteit van hun diensten.
Als afsluiting is er iets wat jullie nog zouden willen zeggen?
Yvonne: Het is goed dat er aandacht is voor wat mensen beweegt, wat vaak niet te zien is aan de buitenkant. Dat het goed is om goed te luisteren naar elkaar. Het blijft een aandachtspunt om daar bewuster van te zijn.
Madeleine: Ik denk nu heel praktisch. Als je in de zorg werkt en je echt interesse hebt voor levensvragen en hoe ermee om te gaan organiseert het centrum voor levensvragen een aantal cursussen die aangeboden worden, bijvoorbeeld het signaleren van de levensvragen. Het is een hele mooie investering in je werk maar ook in jezelf als mens. Deze cursussen worden gratis aangeboden.